EENENTWINTIGSTE VERSCHIJNING

"Na deze dagen van nood, zal de Mensenzoon persoonlijk in de hemel verschijnen."

Vrijdag 1 november 1974 – Allerheiligen.

Die dag ben ik ‘s morgens om 8 uur naar de mis geweest in de kerk.

Omstreeks 15u30 ben ik gedurende een uur het Heilig Sakrament gaan aanbidden.

Mijn man heeft mij de toestemming gegeven om ’s avonds naar het lof te gaan. Ik ga er nooit heen want op dat uur is het niet gemakkelijk vanwege het eetmaal van het gezin dat ik niet kan alleen laten. Maar mijn kleine Ghislaine die niet naar de mis van Allerheiligen was geweest, heeft mij vergezeld naar het lof om 20 uur.

Op het zelfde ogenblik dat Meneer Pastoor de Kelk voor de Zegening verheft, komt zoals gewoonlijk de Lichtkring te voorschijn ten hoogte van het Heilig Sakrament.

Zoals de vorige keer, heb ik niemand gezien, evenmin als Christus, maar de Hostie was schitterend van stralen.

Ik hoorde :

"Zeg dit luidop :" (Ik heb luidop herhaald.)

"Dicite in nationibus" ("Zeg aan de volkeren")

"Zeg aan de volkeren dat God gesproken heeft bij monde van Zijn dienares. Hij heeft onthuld dat de Grote Beproeving nadert. Want zij heeft het teken gezien van de Mensenzoon die uitgaat van het Oosten, terstond in het Westen is.

Het teken van de Mensenzoon, is het Kruis van de Heer.

Ik zeg het U, voorwaar de tijd is aangebroken voor de wereld om zich te berouwen, want een universele verandering nadert, zoals ze zich nooit heeft voorgedaan sinds het begin van de wereld tot op heden en die zich nooit meer zal voordoen.

Wanneer de voorspelde droogteramp over de ganse wereld zal neerkomen, zal alleen het bekken, da t God heeft doen graven, water bevatten, dat niet voor het gebruik zal bestemd zijn, maar om U er in te wassen ten teken van reiniging.

En U allen zult, vol boetvaardigheid, aan de voet komen van het Glorierijke Kruis waarvan God aan de kerk vraagt ze op te richten.

Op dat ogenblik zullen alle volkeren van de aarde zich komen beklagen en het is aan dit Kruis dat zij Vrede en Vreugde zullen vinden..

Na deze dagen van nood zal dan de Mensenzoon zelf, met grote verhevenheid en grote kracht verschijnen om de uitverkorenen uit de ganse wereld samen te brengen.

Zalig zijn zij, de Boetvaardigen, want zij zullen het Eeuwig leven hebben.

Voorwaar, Ik zeg het U, de hemel en de aarde zullen vergaan, maar Mijn Woorden zullen blijven bestaan."

Op het einde, alvorens mij te verlaten, heeft de Heer mij gezegd, zonder te benadrukken dat ik het luidop moest herhalen :

"Zeg hun dat er geen ander teken zal zijn dan het Teken van God, zelf."

Het enige zichbare teken is de houding van Zijn dienares en haar woorden die de Woorden zijn van God, en deze Woorden zijn onweerlegbaar.

Indien de mens het Glorierijke Kruis niet opricht, zal ik het laten verschijnen, maar er is geen tijd meer."

Vervolgens verdwijnt het Licht.

 

TWEEENTWINTIGSTE VERSCHIJNING

"De Heer is mij verschenen... Hij heeft me niets gezegd."

Vrijdag 14 februari 1975 - Eerste Vastenvrijdag – 15 uur

Ik heb mij naar de kapel begeven om er een kaars te zetten, zoals trouwens

iedere vrijdag. Na enkele ogenblikken aanbidding, is de Heer mij zoals gewoonlijk verschenen, voorgegaan door een Lichtkring.

Hij heeft mij niets gezegd.

Ik ben ongeveer gedurende tien minuten in aanbidding gebleven, dan is alles verdwenen.

Na deze verschijning had ik het gevoel dat Jezus iedere Vastenvrijdag zou terugkomen. Ik was alleen in de kapel.

 

DRIEENTWINTIGSTE VERSCHIJNING

"Zeg aan de priester dat het in Gods naam en door Hem is dat U voorspeld hebt."

Vrijdag 21 februari 1975 te 15 uur.

Om 15 uur heb ik mij naar de kapel begeven. Meneer Pastoor was aanwezig.

Te 15u30 is de Heer verschenen : Hij glimlachte mij en zei mij dan met een ernstige stem :

"Zeg aan de priester dat U voorspeld hebt in de naam van God en door Hem. Dat hij dan de Boodschap brengt aan degenen die de opdracht hebben ze te volbrengen, met vertrouwen en nederigheid, want er blijft weinig tijd om te doen hetgeen ik vraag."

Hij heeft mij geglimlacht en ik heb Hem gezegd : "Wat een vreugde voor mij U terug te zien. Hoe dikwijls nog zal ik U terugzien? "

Hij heeft mij lang geglimlacht maar heeft mij niet geantwoord en na enkele ogenblikken is alles verdwenen.

 

VIERENTWINTIGSTE VERSCHIJNING

"Deze generatie is de slechtste en de meest schijnheilige."

Vrijdag 28 februari 1975 van 15 uur tot 15u30.

De Lichtkring vormde zich en Jezus vertoonde zich zoals gewoonlijk, maar met de handen neerhangend langs het lichaam. Hij glimlachte mij, plaatste de linker hand op Zijn borst en verhief de rechter hand zoals om te zegenen. Zijn Gelaat was vol goedheid, zijn uitdrukking en die van Zijn ogen waren van een zeer grote zachtheid. Na enkele ogenblikken zei Hij mij :

"Zeg aan de priester : Ik wil Mijn Barmhartigheid in de mensenharten uitstorten, eerst aan degenen die de Boodschap kennen en vervolgens aan de hele wereld. Dat degenen die de opdracht hebben om het Glorierijke Kruis op te richten niet blind zijn, want er zal geen ander teken zijn dan dit van deze profeet die van de duisternis naar het Licht is geroepen. Voorwaar, een ander teken zal er niet zijn want deze generatie is de schijnheiligste en de slechtste."

Alvorens mij te verlaten heeft Jezus de handen en de armen terug laten zakken, heeft mij geglimlacht en is verdwenen.

 

VIJFENTWINTIGSTE VERSCHIJNING

"Deze stad... gezegend en gewijd zal beschermd zijn...."
"Wees onderdanig en aanvaard geen hulp voor U-zelf."

Vrijdag 7 maart 1975 – 16 uur in de kapel.

Het Licht verschijnt, daarna Jezus die mij glimlacht en mij zegt :

"Zeg aan de priester (op dat ogenblik heeft Hij naar Meneer Pastoor gekeken) dat deze stad die gezegend en gewijd is, beschermd zal zijn tegen iedere ramp, in het bijzonder iedere haard die elke dag het gebed zal opzeggen dat Ik hun geleerd heb, gevolgd door een tientje van de rozenkrans."

Vervolgens houdt de Heer op in de richting te kijken van Meneer Pastoor. Hij bekijkt mij, reikt Zijn handen naar mij toe (de rechter meer vooruit – ik zie de palm) en zegt mij :

"Het is tot U dat Ik mij richt."

Hij glimlacht naar mij; wat ben ik gelukkig !

"Wees bescheiden maar aanvaard geen hulp voor U-zelf.

U hebt van deze wereld niets te verwachten, maar uw vreugde zal oneindig zijn hiernamaals."

Jezus laat de handen zakken en alles verdwijnt.

Meneer Pastoor zegt mij iedere keer hoelang de verschijning duurt. Ik kan mij geen rekenschap geven van de verlopen tijd. Na de verschijning heb ik de indruk dat ik niet ouder ben geworden.

Vervolgens lijkt het mij terug op aarde te komen in de duisternis.

 

ZESENTWINTIGSTE VERSCHIJNING

"Volhard Magdalena, in het gebed, de vasten en de onthouding."

Vrijdag 14 maart 1975 – 15 uur.

Ziehier het Licht.

De Heer heeft zich vertoond, de rechter hand op Zijn borst de andere hangend langs Zijn lichaam.

Hij heeft mij geglimlacht en heeft mij gezegd, zonder mij te verduidelijken het luidop te herhalen :

"Volhard Magdalena, in het gebed, de vasten en de onthouding.

Volhard zonder vrees voor de spot en de kwaadsprekerij die tegen U zullen ontstaan, want weinigen geloven in de woorden die U hebt uitgesproken, maar de priester kan getuigen dat uw gezicht de onzichtbare Aanwezigheid uitstraalt.

Na deze dagen van onthouding, zal U een zware taak opgedragen worden."

Deze taak verontrustte mij wel een beetje en ik heb tot de Heer gezegd : "Maar indien ik die taak niet kan vervullen ?"

Jezus heeft mij geantwoord :

"Indien ik U een taak te vervullen geef, is het dat u ze vervullen kan."

Vooraleer mij te verlaten, heeft Jezus mij gezegd :

"Kruis uw handen op uw borst zoals ik het U heb geleerd."

Jezus heeft mij geglimlacht en is verdwenen.

Zijn blik is vol van goedheid, van onbeschrijfelijke zachtheid; niemand heeft een blik zoals deze, helder, nog helderder dan de blik van een kind; een gelaat zonder een rimpel, nochtans zijn de gelaatstrekken getekend. Hij lijkt een dertigtal jaar oud. Naar Hem te zien heeft men de indruk dat Hij tegelijk Vlees en Geest is en wat voor Geest ! Zuiverheid, Helderheid, Heiligheid doorschijnen gans Zijn Lichaam.

Wanneer Hij spreekt, zoekt Hij niet, vergist zich nooit, aarzelt nooit... zuiver en klaar zoals het Kruis dat ik gezien heb, helderheid zonder schaduw, frisheid zonder rimpel, helderheid zonder vlek.

Onmogelijk te bepalen, even onmogelijk om uit te drukken het zoals mijn innerlijke vreugde tijdens de kommunie waar ik voor de eerste maal Zijn Aanwezigheid heb gevoeld.

 

ZEVENENTWINTIGSTE VERSCHIJNING

"Begin morgen een noveen."

Vrijdag 21 maart 1975 te 15u30

Jezus vertoont zich zoals gewoonlijk, de handen naar mij uitgestrekt alsof Hij mij wil onthalen en zegt mij :

"Begin morgen een noveen om U voor te bereiden op de taak die Ik U zal opdragen. Deze noveen bestaat uit een mysterie per dag, gevolgd door het gebed dat Ik U heb geleerd en door het tientje van de rozenkrans. Zeg ze met ingetogenheid en nederigheid."

Ik heb Hem gevraagd : "Heer, wanneer zult U de taak laten kennen die ik zal te vervullen hebben?"

Jezus heeft mij geantwoord :

"Goede Vrijdag", daarna heeft Hij mij geglimlacht en is Hij verdwenen.

 

ACHTENTWINTIGSTE VERSCHIJNING

"Het is door het Glorierijke Kruis, dat het teken van de Mensenzoon is, dat de wereld gered zal worden.."

Goede vrijdag 28 maart 1975 – in de parochiekerk van Dozulé.

Ik wist dat de Heer mij vandaag ging komen bezoeken, omdat Hij mij gezegd had : "U zult de taak kennen die Ik van U vraag, op Goede vrijdag."

’s Morgens lag er een laag sneeuw te Dozulé.

In de voormiddag, ben ik naar de kapel gegaan; ik heb Meneer Pastoor ontmoet die mij gezegd heeft : "Gaat U naar de kapel ? Er is vandaag geen Heilig Sakrament in de kapel maar wel in de kerk."

Om 11 uur ben ik dan naar de kerk gegaan; de Aanwezigheid van de Heer heeft zich niet geopenbaard.

Ik ben er teruggekeerd om 15 uur voor de Kruisweg – nog steeds niets – en dan omstreeks 17 uur in de namiddag – de Heer is nog steeds niet gekomen. Ik vreesde wel voor ’s avonds vanwege de grote menigte die er zou zijn.

Ik keerle dus ’s avonds terug naar de kerk om 20u30. Er waren ongeveer een vijftigtal mensen samen in de kerk om deel te nemen aan de herdenking van de Passie.

Opeens bemerk ik vanaf mijn plaats, het Licht zoals het mij verscheen vóór iedere verschijning, "niet aan het tabernakel van het hoofdaltaar, maar achter in de kerk, waar, op deze Goede vrijdag, de Eucharistie zich bevindt in een ander tabernakel dat als reserve dient."

De Heer heeft zich vertoond zoals gewoonlijk met naar mij uitgestrekte handen.

Ik heb mij neergeknield en de Heer heeft mij gezegd :

"Zeg dit luidop :

Waarom weent U om de dood van de gekruisigde Jezus, terwijl Hij vandaag levend onder u is?

Bidt liever voor degenen die Hem, vandaag nog meer dan ooit, hebben verdrukt."

Vervolgens :

"Gaat drie stappen achteruit, met gekruiste armen zult U herhalen hetgeen Ik U zal dikteren."

Op dat ogenblik heeft Jezus de handen gekruist; Hij heeft de ogen naar de hemel gericht zoals om te bidden ; Zijn ogen waren ernstig en droevig – ik heb Zijn droefheid aangevoeld, ik heb luidop de ene zin na de andere herhaald die Hij me dikteerde :

"Ontferm U Mijn God, over degenen die U hebben gelasterd.

Vergeef het hun, want zij weten niet wat ze doen.

Ontferm U Mijn God, voor de aanstoot van de wereld.

Verlos hen van de Geest van Satan.

Ontferm U Mijn God, over degenen die U, vandaag nog meer dan ooit,

verdrukken; stort Uw Barmhartigheid in de Mensenharten uit."

Vervolgens heeft Jezus de handen laten hangen. Op dat ogenblik heb ik een ronde bol gezien waarop Zijn voeten rustten.

Hij heeft de handen nogal hoog uitgestrekt naar de menigte.

Uit ieder van Zijn handen, van Zijn palmen, kwamen stralen te voorschijn; de ene wit de andere rood.

De Heer keek die hele tijd naar de menigte. Hij zegt mij :

"Zeg hun dit : (wat ik luidop heb herhaald)

Zijt bewust dat Jezus van Nazareth de dood heeft gezegevierd, dat Zijn Rijk Eeuwig is en dat Hij de wereld en de tijd komt overheersen."

Ik heb een grote vreugde ondervonden; ik voelde dat de Heer de Aarde beheerste.

Het was alsof Hij in Macht en Glorie kwam, want deze bol onder Zijn voeten, dat was de Aarde.

Vervolgens heeft Hij mij deze Woorden gezegd die ik luidop heb herhaald :

"Het is door het Glorierijke Kruis dat Magdalena op heden drie jaar vroeger gezien heeft, door het Glorierijke Kruis, dat het Teken van de Mensenzoon is, dat de wereld gered zal worden.

Jezus, die op dit ogenblik bij ons tegenwoordig is, vraagt dat U zich allen in processie naar de plaats zult begeven waar het Glorierijke Kruis is verschenen.

Gaat er boetvaardigheid doen, U zult er Vrede en Vreugde vinden.

- Jezus vraagt dat er elk jaar een plechtig feest gevierd zal worden – op die dag.

Notum fecit Dominus a Magdalena Salutem Suam" ("De Heer heeft door Magdalena Zijn Heil laten kennen.")

Dan zegt Jezus mij :

"Schrijf hetgeen Ik U zal zeggen en gaat terug naar huis."

Hij richtte zich tot mij persoonlijk want ik heb het niet luidop herhaald.

Op dat ogenblik heeft Jezus mij bekeken, Hij heeft mij geglimlacht en dan Zijn rechter hand naar mij uitgestoken.

De aarde is verdwenen even als de stralen die tot dan uit Zijn handen te voorschijn kwamen.

Zijn blik was zo vriendelijk. Hij zegt mij :

"Magdalena, U werd gekozen om de weerschijn te zijn van Mijn Liefde.

Het is daarvoor dat U volledig in vervoering bent geweest.

Na deze glorierijke dag, zoudt U de goedheid willen hebben een belangrijke taak te vervullen?"

Ik heb luidop gezegd : "Dat Uw wil geschiede", en ziehier wat Jezus mij heeft gezegd :

"Doe driehonderdtwintig maal het gebed schrijven dat Ik U geleerd heb en zijt Mijn Apostel.

Gaat in ieder huis van deze stad, binnen haar grenzen, verkondigen dat Jezus van Nazareth de dood heeft gezegevierd, dat Zijn Rijk Eeuwig is en dat Hij de wereld en de tijd komt overheersen."

Vervolgens zegt Hij mij :

"Zeg dit luidop :

U beleeft de tijd waarin iedere gebeurtenis het teken is van het geschreven Woord."

En dan, zonder dat ik het luidop moest herhalen :

"Ik verlang dat zij iedere dag het gebed zeggen, gevolgd door een tientje van de rozenkrans.

Ieder huis die het met groot vertrouwen zal zeggen, zal beschermd zijn tegen elke natuurramp, terwijl Ik Mijn Barmhartigheid in hun harten zal uitstorten.

Indien men U vraagt door wie U gezonden bent zeg hun dan dat het Jezus van Nazareth is, de Zoon van de Verrezen Mens.

Herinner U zich, vrees niet voor de vernederingen, de laster en de spot die tegen U zullen gepleegd worden. U zult om wille van Mijn Naam gehaat worden, maar volhard tot het uiterste."

"Indien U het wenst, laat U zich door een persoon begeleiden.

U beschikt over de nodige tijd om deze taak te volbrengen. Uw gezin moet er niet onder lijden, want dit ultiem Heilig Jaar zal pas na de oprichting van het Heilige Kruis beëindigd zijn. Maar dat degenen die ermede belast zijn, zich haasten, want de tijd is naderbij. Keer niet terug naar de haard waarvan de deur voor U zal gesloten zijn."

"Zeg dit luidop (zegt Jezus aan mij) :

"De zonde is in de wereld gekomen door de mens. Het is daarom dat Ik aan de mens vraag het Heilige Kruis te doen oprichten.

Zeg hun dat Ik daarna in Glorie zal terug komen en U zult mij aanschouwen zoals deze dienares mij aanschouwt."

Dan verdwijnt Jezus.

Ik ben opgestaan en bevond mij in de kerk.

Toen ik mij heb omgedraaid, en de menigte heb gezien, alle ogen naar mij gericht, durfde ik niet naar mijn plaats terug te keren. Meneer Pastoor heeft mij een gebaar gemaakt in de zijbeuk te komen zitten.

Bij mijn thuiskomst, had ik wel het voornemen te schrijven hetgeen de Heer gevraagd had te schrijven, maar mijn hele gezin was daar. Ik was in de onmogelijkheid te schrijven en ik vreesde het later te vergeten.

Maar ineens is iedereen boven gaan slapen. Alleen Ghislaine en Bruno, de twee jonge kinderen, zijn gebleven. Toen heb ik kunnen schrijven wat Jezus mij gezegd had en de volgende dag heb ik het aan Meneer Pastoor toevertrouwd.

 

NEGENENTWINTIGSTE VERSCHIJNING

"Zeg aan de priester : Ik verlang dat de hele wereld de Boodschap kent."

Vrijdag 11 april 1975 te 15uur.

Om 15 uur heb ik mij naar de kapel begeven om de Heer te aanbidden en een kaars te plaatsen.

Ik was alleen. Het Licht scheen en ineens vertoonde zich de Heer zoals gewoonlijk, de handen naar mij uitgestrekt. Hij heeft mij geglimlacht en zei :

"Zeg aan de priester : Ik verlang dat de hele wereld de Boodschap kent." De priesters moeten openlijk en zonder vrees spreken want niets mag verborgen blijven van hetgeen onthuld moet worden."

Dan glimlacht Jezus mij en verdwijnt.

 

DERTIGSTE VERSCHIJNING

"Een eeuwige hernieuwing."

Vrijdag 2 mei te 17u45 in de kapel.

Ik was alleen in de kapel te 17u45.

Ik heb de Lichtkring gezien die gewoonlijk de verschijning voorafgaat, dan ineens kwamen rode en witte stralen uit de Heilige Hostie te voorschijn, zoals dit zich voordeed tijdens de twee vorige verschijningen. Deze stralen zijn niet onbeweeglijk zoals de zonnstralen het zijn; ze zijn voortdurend opgewekt door een altijddurende hernieuwing.

Ik heb mij niet tot vóór het Heilig Sakrament begeven ; ik had het gevoel niet uitgenodigd te zijn om er te gaan neerknielen.

Dit duurde ongeveer drie minuten.

Er is geen boodschap geweest, noch heb ik een stem gehoord.

De monstrans was echter verdwenen en had de plaats geruimd voor de stralen.